Na een helse nacht in de bus van Nazca naar Arequipa, kwamen we om 5 uur in de ochtend aan in de ‘witte stad’ van Peru. In tegenstelling tot de andere Peruaanse steden die we tot dusverre hebben bezocht, is Arequipa een mooie koloniale stad met schattige steegjes en een prachtige Plaza de Armas.


Naast de mooie architectuur staat de stad bekend om de gastronomie. Op de centrale markt zagen we honderden aardappelsoorten, proefden we vruchten die ik nooit eerder had gezien en Arequipa-stijl Gouda en Edam-kaas, roken we medicinale kruiden uit de Amazone, zagen vis (waaronder haai!) uit de Stille Oceaan en bezochten de afdeling levende dieren met kalkoen, konijnen en cavia’s, een lokale specialiteit.

De stad telt vele picanterias waar allerlei heerlijke plaatselijke gerechten zoals rocoto relleno (gevulde paprika met aardappels) worden geserveerd. We hebben een aantal dagen langer genoten van de gastronomische reputatie van de stad. Onderdeel daarvan was het volgen van een kookcursus, waarbij we het Peruaanse nationale visgerecht Ceviche en gewokt Alpacavlees hebben gemaakt. Nu thuis nog proberen na te maken!
Naast het lekkere eten en de gezellige restaurants beviel Arequipa omdat het klimaat erg aangenaam is. Omdat het haast altijd zonnig met minimaal 20 graden is, wordt het ook wel de stad van de eeuwige lente genoemd.
Toch is het hier niet allemaal rozengeur en maneschijn. Er vinden namelijk heel vaak aardbevingen in en rondom de stad plaats. Een grote aardbeving van 1868 vernielde een groot deel van Zuid-Peru, waaronder de binnenstad van Arequipa. Andere verwoestende aardbevingen vonden plaats in 1965, 1970 en 2001. Bijna elke dag (!) vindt wel een kleine aardbeving plaats, maar deze zijn zo licht dat ze niet te merken zijn. Op 14 september vond bijvoorbeeld een aardbeving van 5.4 plaats 40 km van Arequipa, maar daar hebben we niets van gemerkt.

Daarnaast wordt Arequipa omringt door drie vulkanen die boven de stad uittorenen: Pichu Pichu, Chachani en Misti. Misti is een actieve vulkaan van 5822 meter hoogte op slechts 16 km van het centrum. Vulkanologen verwachten dat de vulkaan binnen 20 jaar zal uitbarsten en wordt beschouwd als de 4e gevaarlijkste vulkaan ter wereld!

De Inca’s reageerden op natuurgeweld zoals aardbevingen en vulkaanuitbarstingen met offerceremonies aan de top van heilige bergen, apu’s genoemd. Deze ceremonies vonden elke 4 tot 7 jaar plaats. Tijdens een ceremonie werden niet alleen gouden en zilveren beeldjes, gedecoreerd aardewerk en prachtig textiel geofferd, ook een ‘uitverkoren’ jongen of meisje uit de elite. Dit kind moest lopend vanuit Cusco naar de apu komen (een maandenlange tocht!). De Inca’s beschouwden hoogteziekte en andere barre omstandigheden tijdens de klim als een reactie van de berggod op hun aanwezigheid. Aan de top werd het ‘uitverkoren’ kind in een zittende houding in slaap gebracht met een kruidendrankje en vervolgens geofferd en achtergelaten.
Veel van de bergtoppen die Arequipa omringen zijn met sneeuw bedekt, waardoor veel offers van de Incaceremonies in het ijs bewaard zijn gebleven. In 1995 ging antropoloog Johan Reinhard op expeditie op apu Ampato, nadat het sneeuw en ijs van diens top was gesmolten door de hitte van een nabije vulkaanuitbarsting.
Onder de sneeuw kwamen onvoorstelbare dingen tevoorschijn! Allereerst vond Reinhard op de top van de berg (op 6288 meter hoogte) een ceremonieel platform en een leeg graf. In de krater van de vulkaan vond hij vervolgens de inhoud van het graf: het bevroren lichaam van een geofferd Incameisje, 12 jaar oud en 500 jaar lang bevroren. Door het smelten van het ijs en de sneeuw was ze uit haar graf gevallen. Omdat haar gezicht ongeveer twee weken was blootgesteld aan de zon, was het aangetast, maar afgezien daarvan was haar lichaam nog volledig intact! Ze werd Juanita genoemd, naar haar vinder Johan. We hebben haar tentoongesteld zien staan in haar gekoelde glazen kist in een donkere kamer in het Museo Santuarios Andinos van de Universidad Catolica de Santa Maria in Arequipa (foto’s maken was niet toegestaan). Tijdens Reinhards volgende expedities op dezelfde berg werden overblijfselen van nog drie andere geofferde kinderen gevonden
De volgende dag zagen we wederom veel vulkanen tijdens onze rit naar de Colca Canyon, waaronder een vulkaan waar as uitkwam. Vanaf het Mirador de los Andes op 4910 meter hoogte hadden we zicht op vier vulkanen. Het was hier behoorlijk koud: het ijs zat aan de binnenkant van de ramen in de bus!

Daarna daalden we flink af richting de Colcakloof. Allereerst bezochten we het uitkijkpunt Cruz del Condor, waar we geen condors, maar wel zo’n 2000 mensen hebben gespot. En dat te bedenken dat het niet eens hoogseizoen was!

Daarna lieten we de hordes toeristen achter ons om vanaf het plaatsje Cabanaconde met zijn tweeën af te dalen in de kloof. Gelukkig hebben we toen vrijwel direct een condor gespot! Deze gier heeft het grootste vleugeloppervlak van alle vliegende vogels.

We maakten een 3-daagse wandeltocht door de kloof, die we vooraf een beetje hadden onderschat. We hadden de Santa Cruz-trek immers al gedaan en die was twee keer zo ver en op grotere hoogtes. Toch was met name dag 1 van de Colcatocht minder makkelijk dan gedacht. Dit kwam deels doordat we die nacht al om 3 uur waren vertrokken uit Arequipa. Tegen de tijd dat we startten aan het einde van de ochtend hadden we er voor ons gevoel dus al bijna een hele dag opzitten en we waren vrij moe. Daarnaast was het warm en moesten we 5,5 uur vrijwel alleen maar afdalen (langs prachtige steile kliffen bedekt met diverse soorten cactussen), wat zwaar was voor onze kuiten en knieën.

Op de bodem van de kloof liep een rivier met daarin een geiser die uitmondde in een aantal warmwaterbronnen. We hebben hier een bad in genomen en het warme water werkte erg ontspannend voor onze vermoeide spieren!

Gezien mijn slechte ervaringen met kamperen tijdens de Santa Cruz trek besloten we om niet in een tent maar in lodges te overnachten. De eerste, Virginia House, lag in Llahuar, een kleinschalige plek met knusse stenen huisjes. Er was weliswaar geen badkamer en geen elektriciteit, maar wel de nabijgelegen warmwaterbaden, kaarslicht en een heerlijk bed. De lodge werd gerund door een familie die ook een heerlijk vers (en goedkoop) diner voor ons bereidde.

De volgende ochtend ontbeten we buiten met fantastische uitzicht over de rivier. In ongeveer zes uur liepen we naar onze volgende bestemming, Sangalle. De route was bewoonder dan de route van de eerste dag. De dorpjes waar we doorheen liepen waren erg armoedig, een groot contrast met de grote beveiligde huizen die we in Arequipa hebben gezien. Ook in deze dorpjes hingen overal affiches van plaatselijke politici, in verband met de verkiezingen volgende maand. In Peru geldt een stemplicht: wie niet stemt, kan een boete verwachten.

Onze bestemming van dag 2, Sangalle, bevindt zich in een weelderige groene oase met een waterval, palmbomen en felgroen gras; een groot contrast met het vrij dorre, met cactussen bezaaide en rotsachtige landschap van de rest van de route. Deze plek was misschien zelfs mooier dan Llahuar van dag 1!

Onze lodge had een zwembad, waarbij we nog een poosje van de zon hebben genoten voordat deze achter de hoge kliffen verdween. We sliepen in een comfortabel bed in een nette bamboehut.

De volgende ochtend vertrokken we bij het krieken van de dag om 5 uur, zodat we op tijd boven zouden zijn om onze bus naar Arequipa te halen. In 3 uur tijd klommen we 1300 meter naar het eindpunt. Het was een prachtige tocht!
Op de terugweg stopte de bus bij een veld met grazende alpaca’s en spotten we wilde vicunya’s, een kleiner en zeldzamer soort alpaca. Tot de jaren 70 waren ze een bedreigde diersoort, maar omdat ze nu beschermd zijn is hun aantal weer toegenomen. Eenmaal per jaar worden de wilde vicuña’s even gevangen en geschoren. Het is de duurste wol ter wereld en super zacht. Voor een trui betaal je zo 1000 euro.


Eenmaal terug in Arequipa besloten we even uit te rusten alvorens verder te reizen naar Cusco. Ik had met name erge spierpijn in mijn kuiten. Op deze rustdag bezochten het inmense Santa Catalina klooster dat in 1579 werd gesticht door de Spanjaarden. Tegenwoordig wonen hier nog zo’n 20 nonnen.
Door de enorme omvang van het klooster, in de hoogtijdagen woonden hier wel 500 nonnen, wordt het ook wel ‘een stad in de stad’ genoemd. Naast een kerk, meerdere kapellen en de voormalige verblijven van de nonnen, kent het een plein, meerdere felgekleurde straten (met Spaanse straatnamen), binnenplaatsen met tientallen religieuze schilderingen en een begraafplaats. Vroeger mochten de nonnen slechts één keer maand praten met familieleden, via een rooster in een muur (vergelijkbaar met een gevangenis). In 1970 werd het klooster geopend voor het toerisme, in verband met geldgebrek en omdat het door leegstroom een soort spookstad was geworden.

De overige tijd in Arequipa hebben we gebruikt om nog meer lokale specialiteiten te proeven in een van de picanterias. Zo aten we heerlijke garnalensoep, probeerden we cavia (verrassend lekker) en dronken we samen een liter Chicha de Morada. Dit is een Incadrankje dat onder meer gemaakt wordt van paars mais.

De volgende dag stond de 12 uur durende busreis naar Cusco op het programma. Ook dit was een manier om onze benen even rust te gunnen, voordat we in de buurt van Machu Picchu aan onze volgende meerdaagse trekking gaan beginnen!
You must be logged in to post a comment. Login