Roemenië stond al lang hoog op mijn Europese reisverlanglijst. Naaldbossen, Dracula-kastelen en wilde beren: ik had veel positiefs over het land gehoord en gelezen. Afgelopen augustus was het zo ver. Om het vliegtuig dit keer te vermijden, werd het een road trip van 3 weken.
Niet iedereen vond deze keuze even vanzelfsprekend, want Roemenië wordt vaak in verband gebracht met criminaliteit en onveiligheid. Berichten in de media over Roemeense criminaliteit, zoals over rondtrekkende Roemeense criminelen, verklaren waarom veel mensen het land hiermee associëren. Maar de criminaliteitscijfers in het land zijn relatief laag en toeristen hoeven niets te vrezen. Het grootste gevaar voor toeristen in Roemenië is de verkeersveiligheid, of juist het gebrek daaraan. Volgens onderzoek van de Europese Commissie naar verkeersveiligheid zijn de wegen in Roemenië de onveiligste van alle Europese lidstaten – in 2018 vielen per miljoen inwoners 96 doden. Het gevaar schuilt in het gebrek aan snelwegen – het land telt er slechts vijf. De overige wegen zijn smalle tweebaanswegen.
Wij lieten ‘de snelweg’ dan ook achter ons zodra we Roemenië ter hoogte van Oradea binnenreden, na in een autobahn-vaart 1.800 kilometer door Duitsland, Hongarije, Tsjechië en Slowakije te hebben afgelegd in anderhalve dag tijd. De tweebaansweg richting onze eerste bestemming, de bruisende historische studentenstad Cluj-Napoca, was een kronkelende bergpas (waar we een vos de weg zagen oversteken). Roemenië kent haast geen alternatieve vervoersmogelijkheden – in de plattelandsstreek Maramureș passeerden we een groot aantal overwoekerde treinovergangen en -stations. Daarom worden de wegen ten volle benut door vrachtwagens, auto’s, paard-en-wagens, wandelaars en al het andere mogelijke verkeer. Dit drukke en diverse verkeer veroorzaakt gevaarlijke inhaalmanoeuvres, geregeld met dodelijke afloop.

Het voordeel van onze afhankelijkheid van tweebaanswegen was dat we veel van het land te zien kregen. We reden door vele dorpjes en maakten stops bij interessante plekken langs de weg. Eén daarvan was Castelul Bánffy. Dit vervallen 16e-eeuwse kasteel wordt ook wel het Transylvaanse Versailles genoemd. Tussen het verval waren nog prachtige details in Renaissance-, Barok- en Neogotische stijl zichtbaar. Net als veel andere historische plekken in Roemenië staat het Bánffy kasteel op een tweesprong tussen oud of traditie en nieuw of verandering. Zo vindt sinds 2014 elk jaar muziekfestival Electric Castle plaats in het kasteel. Noodzakelijke restauratie van de gebouwen staan op de planning, maar hopelijk gebeurt dat op een manier die de bijzondere sfeer van de plek niet verloren doet gaan.

De voormalige zoutmijn Salina Turda is ook een Roemeense plek waar historie en hedendaags vermaak gecombineerd worden. De imposante mijn schijnt van het jaar 1075 tot 1932 in gebruik te zijn geweest en is in de jaren negentig omgetoverd tot toeristische attractie. De mijn vertelt het historische verhaal aan de hand van oude werktuigen, maar de grote zaal – 80 meter lang, 50 meter breed en 40 meter hoog – huist een speelhal en zelfs een reuzenrad. Voor ons was deze enorme zaal in de diepte van de mijn het hoogtepunt van ons bezoek, de spelmogelijkheden daargelaten (al hebben we wel een ritje gemaakt in het reuzenrad). Nog een laag dieper in de mijn, onder de grote zaal, dobberden een tiental bootjes in een meer. Door de enorme drukte hebben wij dit aan ons voorbij laten gaan. De bijzondere locatie, de activiteiten en de koele temperatuur maken de mijn namelijk tot een enorm populaire attractie in de hete zomermaanden, resulterend in lange rijen.

De volgende plek op onze route was de prachtige traditionele plattelandsstreek Maramureș. Mijn reisgids was laaiend enthousiast over deze plek, maar waarschuwde voor de slechte, verouderde en onverharde wegen ernaartoe. Deze verklaren volgens de reisgids deels waarom de verkeersveiligheid te wensen overlaat. Maar daar moet het land (via de subsidies van de Europese Unie) de afgelopen jaren op veel plekken verandering in hebben gebracht, want veel wegen waren nieuw of zelfs splinternieuw.
Tot een aantal jaar geleden was Maramureș inderdaad alleen te bereiken via een onverharde weg, maar tegenwoordig ligt er een nieuwe asfaltweg. Via deze weg bereikten we het idyllische gebied, waar de tijd tot stilstand leek te zijn gekomen. Op de weg verschenen paard-en-wagens en mannen met zeisen. Op het land schepten vrouwen in lange kleurrijke jurken hooi op hoge balen. Buiten de geasfalteerde hoofdweg namen stoffige onverharde wegen het over. Via zo’n weg bereikten we pension Glodeanca, één van de meest gastvrije plekken waar we ooit hebben gelogeerd. ‘s Avonds serveerden ze Roemeense gerechten van verse biologische streekproducten. Hierna dronken we eigengestookte pălincă van vruchten bij een kampvuur.

Maramureș staat bekend om de karakteristieke houten kerken en kloosters met lange, smalle klokkentorens. De prachtige details van de houten dakspanen getuigen van gespecialiseerd vakmanschap. Nieuwe kerken worden in soortgelijke stijl gebouwd, alleen dan niet van hout maar van het goedkopere tin. De Roemeens-orthodoxe kerk speelt nog een grote rol in het leven van de Roemenen in dit gebied. Op zondagochtend bezochten we, samen met een Roemeens stel dat we in ons pension hadden ontmoet, een dienst in het prachtige Barsana kloostercomplex, met gezang, kinderen in traditionele klederdracht en kleurrijke bloemen.

Het Romeense stel nam ons daarna mee naar Cimitrul Vesel, een begraafplaats vlakbij de grens met Oekraïne. Dit kerkhof bestaat uit honderden graven met blauwe kruisen. Op elk kruist prijkt een schildering van de overledene en een gedichtje over diens leven, met daarin soms details over de oorzaak van overlijden… Het was druk op het terrein en rondom de bijbehorende kerk. De lokale inwoners droegen hun traditionele zondagse kleding met prachtige geborduurde details. Deze kleding werd in stalletjes richting de kerk aangeboden, overduidelijk bedoeld voor de lokale bevolking (en niet voor de toeristen, wat ‘normaal gesproken’ het geval is).

Op onze volgende plek, Gura Homurului in de streek Bucovina, bezochten we wederom een aantal bijzondere religieuze gebouwen: de 8 beschilderde kloosters van Bucovina. Deze 15e-eeuwse kloosters zijn aan de buitenkant beschilderd met met Bijbelse taferelen. Sommige delen zijn verweerd, maar de details van andere delen zijn nog steeds zichtbaar. De afbeeldingen van klooster Voronet zijn beschilderd in een unieke blauwe kleur. Tot op de dag van vandaag is het een mysterie hoe de monniken in de 15de-eeuw deze diepe blauwe kleur wisten samen te stellen. De kleur staat dan ook bekend als het goddelijke ‘Voronet-blauw’.

Naast deze bijzondere religieuze plekken, hebben we ook andere historische plekken bezocht en prachtige natuur gezien. Maar daarover in de volgende blogpost meer.
You must be logged in to post a comment. Login