‘Waarom Louisiana?’ werd mij door veel mensen gevraagd toen ik besloot een semester in het buitenland te studeren. ‘Het was jouw eerste keuze?!’ was de verbouwereerde reactie van velen toen ik daar aankwam. Nee, mijn énige keuze. Geen New York, Florida of Californië (met LA bedoel ik niet de stad Los Angeles; het is de officiële afkorting voor Louisiana).
Louisiana: mijn onderzoeksgebied. Waarom?
Mijn interesse verschoof allereerst van het Florida en Californië van de jaren negentig (zie blog “My U.S.A. history” hieronder) naar de Zuidelijke staten van de Verenigde Staten in de negentiende eeuw. Waar de jazz en de blues hun oorsprong vonden. Met hun geschiedenis van slaven, die op overdadig luxueuze plantages werkten onder leiding van vrouwen gekleed als Scarlett O’Hara in Gone with the wind, die er geen damn om gaven dat ze hun Afro-Amerikaanse medemens uitbuitten.
Toch bleek deze geschiedenis tijdens mijn studie niet zo eenduidig. Zo schreef ik, naar aanleiding van het literaire boek (‘De bekende wereld’ van Edward P. Jones) een werkstuk over de bizarre wereld van zwarte slavenhouders: ja, die bestonden ook! Gefascineerd door dit fenomeen besloot ik mij verder te verdiepen in de Amerikaanse slavernijgeschiedenis.
Mijn bachelorscriptie was daarom een vergelijking tussen de belevingswereld van een slaaf en een slavenhouder. Ik deed dit op basis van de autobiografie Twelve Years a Slave van Solomon Northup (welke verfilmd is en vanaf 20 februari in de bioscoop draait). Beide personen leefden in Louisiana, een plek in de Deep South die mijn aandacht vast wist te houden. En niet in de eerste plaats door de mystieke beelden in films en romans van donkere moerassen omringd door eikenbomen met Spaans mos en bijbehorende voodoo-praktijken. Er is veel meer. Afrikaanse, Amerikaanse, Engelse, Franse en Spaanse geschiedenis zijn stuk voor stuk met elkaar verbonden.
Ik wilde verder met dit onderwerp. Mijn masterscriptie stond in het teken van de geschiedenis plantagewinkels, die na de afschaffing van de slavernij op de plantages gebouwd werden, zodat de voormalige slaven zich konden voorzien van allerlei levensmiddelen en snuisterijen. Waar stond de plantagewinkel waar ik onderzoek naar gedaan heb? Juist: Louisiana.
Op 9 januari 2010 was het zover: ik vertrok voor vijf maanden naar de Louisiana State University (LSU) in Baton Rouge, Louisiana. De kriebels om hier een semester te gaan studeren begonnen eind maart 2009. Tijdens de Amerikanistendag van de Rijksuniversiteit Groningen presenteerde ik mijn bachelorscriptie. Mijn medepresentatoren hadden allemaal een fascinatie met de Verenigde Staten, maar ik was de enige die daar niet had gestudeerd… Eén van hen had een half jaar in New Orleans had gestudeerd (aan haar accent was dit ook goed te horen). Dat wilde ik ook!
De keuze voor LSU was de makkelijkste van alle hectische voorbereidingen. Ik moest onder andere een 2,5 uur durende Engelse TOEFL-test maken op een van de warmste dagen van de zomer van 2009 (wat zich volgens mijn vader uitdrukte in een chemische geur die zich na afloop door zijn auto verspreidde), talloze formulieren invullen, wachten op dé toelatingsbrief van LSU en het DS-2019-formulier, een angstaanjagend bezoek aan de Amerikaanse ambassade afleggen voor het aanvragen van een studentenvisum (waar ik me voelde als een criminele indringer), een Montoux-test laten afnemen om te kijken of ik geen TBC had gehad de afgelopen vijf jaar en me laten inenten tegen tetanus. En toen was het opeens zover: mijn vlucht naar Houston, Texas. Met de waarschuwing ‘loop-geen-Amerikaan-tegen-het-lijf-op-wie-je-verliefd-wordt’ van mijn vader op zak, vertrok ik. Waar was ik in godsnaam aan begonnen?
