Toen ik op 15 mei 2010 Louisiana verliet (zie blog ‘LSU 2010 in a nutshell’), had ik niet verwacht dat ik ooit nog terug zou komen. Maar niets was minder waar. Op 6 mei 2011 ging ik weer voor een aantal maanden naar Baton Rouge. In een geheel nieuwe situatie. Ik was geen student meer; ik was promovenda.
In februari was ik gestart aan mijn vijfjarige promotietraject aan de Vrije Universiteit, gefinancierd door (‘derde geldstroom’) het Stichting Professor Van Winterfonds. Mijn masterscriptie over een plantagewinkel in Louisiana was bekroond met een 8,5 en dit onderwerp had ik met mijn begeleiders Wybren Verstegen en Karel Davids uitgebreid tot promotievoorstel. Ik ging me bezighouden met gedwongen winkelnering in plantagewinkels in Louisiana en veenwinkels in Nederland aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw.
De archieven van de plantagewinkels lagen vanzelfsprekend (gelukkig) niet in Den Haag, maar in de archieven van de Louisiana State University (LSU). In een periode van 6 maanden ging ik een aantal archieven bekijken en vastleggen met mijn camera. De voorbereidingen waren gelukkig minder hectisch dan anderhalf jaar eerder. Het B1 visum kreeg ik al na één dag thuisgestuurd!
Het appartementencomplex (met zwembad en gelegen naast een McDonalds) waar ik verbleef was heel mooi, maar voordat ik de sleutel kreeg moest ik allerlei extra documenten tekenen. Ze dekten zich voor alles in, waaronder tegen schimmel en “bed bugs”. Getsie.
De volgende dag begon het archief werk (in deze blog heb ik geschreven over mijn onderzoeksavonturen buiten de archieven om). Het grootste gedeelte van mijn werktijd heb ik doorgebracht in de Hill Memorial Library. In het begin was het een beetje onwennig, maar al snel kende ik het personeel en kenden zij mij. De eerste keer dat ik foto’s wilde gaan maken van archiefstukken moest ik een afspraak maken en werd ik strikt in de gaten gehouden tijdens het fotograferen. Gelukkig hoorde ik ze al gauw tegen elkaar zeggen: “She knows what she’s doing” en toen ik in het vervolg binnenkwam met mijn camera vroegen ze alleen: “Where did you leave off?”
Het personeel in het archief was erg aardig en behulpzaam. Zo raakte ik in gesprek met Germain. Hij vertelde dat de meeste documenten van het archief gedoneerd zijn, maar dat het archief zelf ook actief op zoek gaat naar oude documenten. Het subtropische klimaat van Louisiana zorgt er voor dat documenten relatief snel vergaan (vergeleken met Egypte bijvoorbeeld :P). Vaak zijn er ook donkere vochtkringen op de papieren te zien en soms vallen ze uit elkaar zodra iemand het aanraakt. Om dit te voorkomen worden dit soort kwetsbare papieren eerst een tijd in de vriezer (!) gelegd.
Naast de Hill Memorial Library heb ik ook een aantal keren een bezoek gebracht andere, kleinere archieven. Tijdens het bezoek aan het West Baton Rouge Museum mocht ik alvast een kijkje nemen in een oude plantagewinkel die gereconstrueerd werd. Het was duidelijk dat hij nog lang niet af was, maar tussen de rommel en onder het stof waren wel dingen te ontdekken: een rek voor “Blue Horse school supplies”, op een van de planken stond “VICKS VA-TRO-NOL helps prevent colds”, er hingen oude registratie certificaten aan de muur en in het plafond en in de muren zaten grote spijkers waar vroeger gereedschap en andere spullen moeten hebben gehangen. In de winkel waren twee mannen aan het werk. Eén van hen was een creoolse man die zich nog kon herinneren dat hij in de jaren vijftig in de winkel kwam en dat sommige klanten met “plantation script” (=plantage geld waarmee de arbeiders werden uitbetaald) betaalden.
De gids liet mij de andere gebouwen van het museum zien, waaronder de oude “cabins” van Allendale Plantage, waar ik plantage geld van heb gezien in de collectie van Hill Memorial. Ze hadden ook een oud woonhuis van een plantersfamilie. Dit huis is in zijn geheel verplaatst van de plantage naar het museum, maar het was zo groot dat het op een brug vast kwam te staan, waardoor het verkeer 24 uur vast kwam te staan! De gids stelde mij ook voor aan de directrice van het museum, Julia Rose. Ze vertelde mij dat ze een aantal weken geleden een afspraak had bij een ander museum en voorafgaand in gesprek raakte met een oude vrouw die ook zat te wachten. De vrouw had een hele tas vol met oud plantagegeld bij zich (zolder opgeruimd?), die ze ging doneren aan het andere museum.
Ook vertelde Julia dat het museum een klein archief heeft, met voorbeelden van plantage geld en een aantal “store ledgers” (administratieboeken van de winkels). De week erna ben ik nogmaals bij het museum geweest om deze vast te leggen. Een andere medewerkster, Lauren, gaf mij de spullen en liet mij (zonder toezicht!) mijn gang gaan met mijn fototoestel. Ook heeft ze achtergrondinformatie van de plantages gekopieerd en naderhand allerlei foto’s van plantagewinkels gemaild.
Een ander museum met archief waar ik ben ik gaan kijken is het LSU Rural Life Museum. Dit is een museum waar oude gebouwen van plantages staan, waaronder een plantagewinkel. Hierin stond onder meer een oude kassa en een postkast. Tijdens het volgende bezoek heb ik de directeur van het museum geïnterviewd. Later ben ik er nogmaals heengegaan om hun collectie van plantagegeld en een ledger te fotograferen. Omdat het zondag was, was er verder niemand, maar volgens één van de medewerksters waar ik vooraf contact mee had gehad kon ik gewoon naar binnen: “You know where they are”. Dus toen ik daar kwam, was de deur inderdaad open, maar alle lichten waren uit en er was niemand te bekennen. Dus heb ik in mijn eentje in het lege kantoor gezeten en mijn foto’s genomen. Wat een vertrouwen!
Naast deze archieven en musea heb ik archieven in New Orleans, Natchitoches en Shreveport talloze plantages bezocht in het gebied, maar daarover later meer.